11.Op het spoor
Sanne staat voor het raam. De zon schrijnt, maar de tuin is nog drijfnat. Ze kijkt naar het poppenhuis. Oma had daar gisteren een merel bij zien neerstrijken. Twee blauwtjes waren van zijn rug gesprongen. Ze gingen waarschijnlijk in het poppenhuis schuilen.
Hé! Dat zijn die twee mensen van het laboratorium! Ze stappen het lage hekje over.
‘Oma!’ Sanne rent naar de achterdeur. Oma doet open.
De vrouw zegt: ‘Mogen we even in de tuin kijken? We zijn op zoek naar twee ontsnapte laboratoriumdiertjes. Ze moeten hier zijn.’ Ze toont een doosje.
‘Bedoelt u die blauwtjes?’ zegt oma.
‘Ja! Weet u waar ze zijn?’
‘Nee. Zoekt u maar.’
Bezorgd kijkt Sanne de twee na. Ze mogen de blauwtjes niet vinden!
12.Weg met die enkelbanden
Zegge laat een boer en veegt zijn mond af. De maaltijd van regenworm en slakkeneieren heeft hem goed gesmaakt. ‘Is iedereen klaar?’ Hij kijkt zijn gasten aan. ‘Dan zullen we nu eens kijken hoe we die band van jullie enkel af kunnen krijgen.’
‘Ik heb er wat voor,’ zegt Egge, Zegge’s broer.
Hij pakt een steen met scherpe kant, knielt voor de eerste man en begint te zagen. Het duurt even, maar dan is de band doormidden. De tweede volgt.
Beide mannen wrijven over hun bevrijde enkel en bedanken Egge. “Nu zijn we echt vrij!’
Zegge pakt de banden op. ‘Kinderen, willen jullie die ergens weggooien?’
De kinderen rennen naar buiten en komen giebelend weer binnen.
Zegge schudt zijn hoofd.
13.Wespennest
‘Reuzen! Ik ken ze. Zouden ze ons op het spoor zijn?’ zegt een van de vluchtelingen.
Ilonka springt op om door het raam te kijken. De reuzen lopen langzaam en een kijkt telkens naar iets in zijn hand. ‘Barre, kom!’
Samen met haar broertje en de twee vluchtelingen kijkt ze toe.
Barre stoot haar lachend aan. ‘Zie je waar ze heen gaan?’
Ilonka giechelt. ‘Ja!’
De reuzen blijven even staan, dan gaan ze op hun knieën zitten. Een pakt een schepje en begint te graven.
‘Oh, oh!’ zegt Ilonka.
Een paar wespen verschijnen, dan meer. De reuzen rennen weg.
Ilonka en Barre lachen. ‘Daar hadden we jullie enkelbanden in gegooid,’ zegt Barre.
De vluchtelingen halen opgelucht adem. ‘Wat slim, zeg!’
14.Verslagen
De twee laboranten zitten in oma’s woonkamer na te hijgen van het harde rennen. Ze drinken thee.
‘Lekker,’ zegt de vrouw. Ze voelt voorzichtig aan haar wang die steeds dikker wordt. ‘Die blauwtjes zijn vast dood. Als ze in dat wespennest terecht zijn gekomen …’
‘Ik weet zeker dat ze daar zaten,’ zegt de man. Hij bekijkt de dikke bult op zijn hand.
‘Misschien steken wespen hen niet,’ oppert Sanne. Ze houdt met moeite haar lachen in. De gezochte blauwtjes zitten veilig in het poppenhuis bij de andere.
‘Misschien,’ zegt de vrouw.
De man voelt met een pijnlijk gezicht aan zijn nek. ‘De baas zal blij zijn.’
‘Dat kan er nog wel bij.’
‘Nog een kopje thee?’ vraagt oma.
‘Heel graag.’
15.Plannen met lego
Wanneer Sanne met een grote doos de woonkamer binnenkomt, legt oma net haar mobiel op het bijzettafeltje.
‘Nou meis, ik heb zojuist je ouders aan de lijn gehad. Ze vinden het goed dat je de rest van de vakantie bij mij blijft logeren.’
‘Yesss!!’ roept Sanne uit. Ze zet de doos op de eettafel.
‘Wat heb je daar?’ vraagt oma.
‘Lego. Van een buurvrouw iets verderop. Haar kinderen zijn er te groot voor geworden.’
‘Jij niet?’ Oma kijkt haar guitig aan.
Sanne lacht. ‘Ik ga er niet mee spelen! Ik wil er iets van maken voor de blauwtjes. Het poppenhuis is wat krap geworden. Ze zijn nu met zijn zevenen, weet u.’
‘Een logeerkamer?’
‘Zoiets.’
‘Lijkt me een goed plan.’
Mijn reactie op Invasie in blauw laat ik nu net bedacht hebben dat de titel voor mijn marthonroman Blaauwe mus moet zijn… ☺
Ook sterk!