16.Waar is thuis?
‘Dus jullie weten echt niet hoe je thuis moet komen?’ vraagt Zegge.
Hij en Egge en de twee vluchtelingen zitten hoog rondom de stam van een spar. Ze knagen de schors los om bij de hars te komen, die ze oplikken.
‘Nee,’ zegt Wubbe. ‘We hebben geen idee welke richting de reuzen insloegen nadat ze ons gevangen hadden genomen.’
‘We moeten een zoektocht organiseren,’ stelt Egge voor.
Morre zegt: ‘We zouden in paren kunnen zoeken. Ieder paar neemt dan een vogel en vliegt in tegenovergestelde richting: noord – zuid, bijvoorbeeld. En dan west – oost, enzovoorts.’
‘Goed idee,’ zegt Egge.
Zegge kan zich erin vinden. ‘Goed. Dan proberen we het zo. Zo lang nodig is, kunnen jullie natuurlijk bij ons blijven logeren.’
17.Bespied
Twee laboranten zitten op hun hurken voor de gammele schutting van Sanne’s oma.
‘Weet je zeker…?’
‘Lucas, alsjeblieft. Dat meisje moet iets met de verdwijning van onze blauwtjes te maken hebben. Ze zat ons zowat uit te lachen!’
‘Iris, kijk! Daar komt ze aan.’
Iris volgt Sanne met haar ogen. Ze heeft iets bij zich, een doosje lijkt het. Sanne gaat op haar hurken bij een poppenhuis zitten. Ze zet het doosje ernaast. Van lego, ziet Iris, er zit een deur in.
Langzaam loopt Sanne een eindje weg en gaat zitten.
‘Krijg nou wat!’ Lucas stoot Iris aan.
Drie blauwtjes lopen vanuit het poppenhuis naar het doosje. Een opent de deur.
Iris kijkt Lucas triomfantelijk aan. ‘Geloof je me nu?’
18.Sanne weet wel hoe
‘Het klopt. Wij hebben blauwtjes in de tuin. Ze wonen in het poppenhuis van Sanne, mijn kleindochter,’ zegt oma. Ze kijkt de laboranten, Lucas en Iris, een voor een aan. ‘We weten echter niets over de twee die uit het laboratorium zijn ontsnapt.’
‘Maar mevrouw Kramer, hoe kwamen hun enkelbandjes dan in het wespennest in uw tuin terecht?’ vraagt Lucas.
‘Geen idee.’
‘De andere blauwtjes hebben ze eraf gehaald en in het nest gegooid,’ zegt Sanne. ‘Denk ik.’
Iris kijkt haar verstoord aan, voor ze zich tot oma wendt: ‘Mevrouw, wij willen ze onderzoeken om uit te vinden …’
‘Jullie kunnen ze ook hier in de tuin onderzoeken,’ valt Sanne haar in de rede. ‘Ik weet wel hoe.’
‘Hier? Laat horen.’
19.Zanna is bang
Zanna blijft naar de lucht kijken waar nu niets meer van de mannen te zien is. Angstig geroep van de kinderen schudt haar wakker. Ze kijkt naar waarheen Barre en Ilonka wijzen. Vier reuzen staan bij hun huis. Twee ervan kent ze: het zijn de vriendelijke. Samen met de kinderen kijkt ze met afgrijzen toe hoe het dak van hun huis wordt afgehaald. De reuzen doen er iets mee, waarna ze het terugzetten. Hetzelfde gebeurt met dat van het kleine huisje. Dan lopen de reuzen weg.
‘Kom!’ roept Ilonka.
Ze gaan het huis binnen. Er is iets aan het plafond vastgemaakt.
‘Wat is dat?’ roept Barre uit.
Zanna weet het niet. Het maakt haar bang. Was Zegge maar weer thuis.
20.Zanna is opgelucht
Het schemert als Zegge en Morre terug komen vliegen.
‘Is Egge er al?’ vraagt Zegge, zodra ze op de grond staan.
‘Nee,’ zegt Zanna. Ze kijkt naar Morre. ‘Niets gevonden?’
Morre schudt zijn hoofd. De mannen zien er moe uit.
‘Kom binnen, dan kunnen jullie wat eten. De kinderen en ik hebben al gegeten.’
Zegge ziet het vreemde voorwerp aan het plafond onmiddellijk. ‘Wat is dat?’
‘Dat hebben de reuzen daar vastgemaakt.’
‘Zint me niets.’
Zanna voelt door zijn woorden de angst terugkomen. ‘Mij ook niet. Wat is het? Waarom hangt het daar?’
‘Straks zal ik het bekijken en het indien nodig proberen te verwijderen. Maar eerst eten.’
Zanna slaakt een zucht van verlichting. Haar Zegge weet overal oplossingen voor.
Mijn reactie op Invasie in blauw laat ik nu net bedacht hebben dat de titel voor mijn marthonroman Blaauwe mus moet zijn… ☺
Ook sterk!