26.Man met baby
‘Ik ben nu extra blij dat we het grote huis hebben gekregen,’ zegt Morre. Hij kijkt vertederd toe hoe Jola de baby voedt.
‘Is het erg nat in het andere huis, dan?’
‘Ja, het komt overal doorheen.’
‘Het is hier wel erg vol nu, met z’n allen. De arme Egge moet zelfs in de hal slapen.’
‘Ach.’ Morre haalt zijn schouders op. ‘Straks is het droog en dan hebben we weer de ruimte.’
De baby laat de tiet los en kijkt geïnteresseerd om zich heen.
‘Zo! Heb je genoeg?’ vraagt Jola. Ze pakt de kleine op en overhandigt haar aan Morre.
De sterke handjes en voetjes grijpen meteen Morre’s vacht vast. Een man met baby kan uiteraard geen wada dragen.
27.In verwarring
Bij het ontwaken ziet Ilonka onmiddellijk dat de zon schijnt. Ze schudt haar broertje wakker en allebei springen ze hun bed uit. Over de rand van de galerij zien ze dat oom Egge nog in bed ligt. Jammer, ze hadden graag naar beneden gesprongen. Via de trap dan maar.
Buiten is alles nog nat en het gras is ze boven het hoofd gegroeid. Ze worstelen zich een weg erdoor. Drijfnat blijven ze als aan de grond genageld staan. De plek waar het oude huis was is een kale vlakte met plat liggend, hier en daar geel verkleurd gras.
Ze haasten zich terug. ‘Het oude huis is weg!’ roepen ze luid.
Even later staren alle blauwtjes in verwarring naar de leegte.
28.Het poppenhuis is eindelijk waterdicht
‘Ziezo,’ zegt Lucas. ‘Alle naden en kieren heb ik afgekit. ‘Alsjeblieft!’
‘Wauw! Dank u wel!’ Sanne bekijkt het poppenhuis van alle kanten.
‘Nu kunnen je vriendjes er eindelijk veilig en droog in wonen.’
‘O, zeker! Wat hebt u met hun spulletjes gedaan die erin lagen?’
‘Die heb ik in die doos daar gestopt.’
Sanne bekijkt de inhoud. ‘Schattig hè, die kleine … hoe heten die?’ Ze houdt een kledingstukje op.
‘Gewaden?’ stelt Lucas voor. Hij pakt hem over en bekijkt hem nauwkeurig. ‘Ziet eruit als geweven. Ik vraag me af wat ze hiervoor gebruiken. Mag ik deze hebben om te onderzoeken?’
‘Hebben?’ Ze denkt na. ‘Lenen mag wel. Dit zijn hun enige kleren, weet u.’
Lucas lacht. ‘Dan leen ik hem.’
29.Meer ruimte
Zanna kijkt op als de mannen met dikke regenwormen over hun schouders binnenkomen.
‘Wat veel!’ roept ze uit.
‘Dankzij de vele regen van de afgelopen dagen,’ zegt Zegge.
De mannen leggen de wormen midden in de hal op de grond.
‘Barre, Ilonka, passen jullie op dat ze niet wegkruipen?’
Opgewonden staan de kinderen bij de wriemelende hoop en trekken af en toe een worm terug die wegkruipt.
‘We hebben een nieuwtje,’ zegt Zegge grijnzend.
‘Wat?’ vraagt Zanna.
‘Het oude huis staat er weer.’
‘Mogen we kijken?’ vragen de kinderen.
‘Ga maar. Ik pas wel op de wormen,’ zegt Zanna. Opgelucht bedenkt ze dat ze eindelijk meer ruimte zullen hebben. Met zijn allen in dit ene huis werd haar te veel.
30.Relatieve tijd
‘Wat is er, kind? Je kijkt zo treurig,’ zegt oma.
Sanne haalt haar schouders op. ‘Ik heb helemaal geen zin om vanavond naar huis te gaan.’
‘Tja, maar je moet morgen toch weer naar school?’
‘Helaas wel.’ Sanne zucht diep. ‘Oma?’
‘Ja?’
‘U houdt de blauwtjes wel in de gaten hè? Alstublieft?’
‘Maar natuurlijk, lieverd. En volgend weekend ben je alweer hier, nietwaar?’
‘Dat wel, maar dat duurt nog een hele week!’
‘Ach, die is om voor je het weet.’
‘Voor u wel, maar niet voor mij.’
‘Hoezo?’
‘U zegt toch altijd: hoe ouder je wordt, des te sneller gaat de tijd? Nou, ik ben heel jong en voor mij gaat de tijd dus heel traag.’
Oma schiet in de lach.
Mijn reactie op Invasie in blauw laat ik nu net bedacht hebben dat de titel voor mijn marthonroman Blaauwe mus moet zijn… ☺
Ook sterk!