41.Doorbraak
‘Zo, Jacqueline, laat maar eens horen,’ zegt Kees.
Zij, Lucas en Iris zijn bijeen in het kantoor van hun baas.
Jacqueline kijkt iedereen met ingehouden pret aan. ‘Het is me gelukt! Ik heb de taal van de Blauwtjes ontrafeld.’
‘Je meent het!’ roept Iris.
‘En Joost heeft het apparaat af waarmee ingesproken tekst versneld wordt en op die manier klinkt zoals de Blauwtjes praten. We kunnen het ieder moment testen.’
‘Waar wachten we dan nog op?’ grapt Lucas. Hij kijkt naar Kees.
Deze knikt. ‘Dit is fantastisch nieuws, Jacqueline. Ik zou zeggen: probeer het uit.’
Iris springt op. ‘Ik ga meteen oma bellen voor een afspraak … mevrouw Kramer bedoel ik.’ Ze bloost.
‘Een prima idee.’ Lucas geeft haar een knipoog.
42.Eerste gesprek
‘Hallo, verstaan jullie mij?’
Egge, die te midden van de anderen in de schaduw ligt, schrikt van de stem en springt onmiddellijk op. Hij ziet de reus met de lange, bruine haren.
‘Je kunt met ons praten?’ vraagt hij.
Ze heeft iets in haar hand waaruit gebrom komt. Daarop bromt ze zelf iets en kort daarop klinkt uit het apparaat: ‘Ik heet Iris. Hoe heet jij?’
‘Egge.’
‘Hallo Egge. Zou ik vanavond met een paar van jullie kunnen spreken?’
Egge zoekt Zegge met zijn ogen.
Deze knikt. ‘Met een paar van ons is goed.’
Egge wendt zich weer tot Iris. ‘Dat kan. Onder deze boom, als de zon net onder is.’
‘Prima.’ Ze loopt weg.
Egge kijkt haar verwonderd na.
43.Vergadering
‘Wie neemt het woord?’ vraagt Kees.
‘Ik,’ zegt Iris. ‘Dankzij het werk van Jacqueline hebben we gesprekken kunnen voeren met de Blauwtjes. Welnu, in een notendop: ze komen inderdaad uit hetzelfde gebied als de dwergoeistiti’s, die zij Primitieven noemen. Ze zijn gevlucht voor een gevaar en waren geïnteresseerd toen ze hoorden dat een deel van hun volk veilig op een eiland in de Amazone leeft.’
‘Hoe zijn ze hierheen gekomen?’ vraagt Kees.
‘Op vogels. Ze zeggen dat ze die ‘nemen’, zoals wij een vliegtuig. Hoe ze dat doen is me nog een raadsel.’
‘Ze willen nu ook naar dat eiland,’ zegt Lucas. ‘Maar ze weten niet hoe.’
‘We zouden ze kunnen brengen,’ oppert Jacqueline.
Kees knikt nadenkend. ‘Misschien,’ zegt hij.
44.Paradijs
‘Hallo!’ Sanne ligt op haar buik, het vertaalapparaatje in haar hand, en kijkt toe hoe een blauwtje een hes spoelt in een plas regenwater.
Het blauwtje kijkt op.
‘Ik ben Sanne. Hoe heet jij?’
‘Zanna.’
‘Echt? Dan heten we bijna hetzelfde! En hoe heten die?’ Ze wijst op de hes.
Zanna houdt hem omhoog. ‘Wada.’
‘Wada,’ herhaalt Sanne. Ze lacht en ziet dat Zanna ook lacht.
‘Jullie gaan eerdaags naar huis, hè? Ik heb foto’s gezien. Het lijkt het Paradijs wel, zo mooi!’
‘Paradijs?’ vraagt Zanna.
‘Dat is het allermooiste land dat er bestaat.’
Zanna glimlacht. ‘Ja, we gaan naar Paradijs.’
‘Jammer,’ zegt Sanne. ‘Ik zal jullie missen.’
‘Je hebt veel voor ons gedaan. Dank je.’
Sanne knikt en zucht.
Mijn reactie op Invasie in blauw laat ik nu net bedacht hebben dat de titel voor mijn marthonroman Blaauwe mus moet zijn… ☺
Ook sterk!