Luie stoel
Iedere schrijver heeft zijn eigen stijl. Deze komt tot uiting door o.a. zinsbouw, woordkeus en gebruik van stijlfiguren. Zinsbouw: de een schrijft voornamelijk lange, ingewikkelde zinnen, de ander gebruikt juist veel korte zinnen. Woordkeus: de een zal schrijven: Hij gaf de jongen een draai om zijn oren. Een ander zal het verwoorden als: Hij gaf de jongen een knal voor zijn kanis. Rede- of stijlfiguren gebruiken schrijvers om de aandacht van de lezer op belangrijke punten te vestigen of om een bepaald effect te bereiken.
De meestvoorkomende stijlfiguren
Alliteratie
Een stafrijm, oorspronkelijk eigen aan Oudgermaanse poëzie. Hierbij zijn de beginklanken van woorden gelijk.
- Leentje leerde Lotje lopen
- Met man en muis
Anticlimax
Een opsomming waarbij de betekenis in kracht afneemt.
- Hij is wereldberoemd , nou ja … in Nederland, in onze stad. Ik bedoel: ik heb van hem gehoord.
Antithese
Tegengestelde begrippen worden verbonden om bepaalde eigenschappen te benadrukken.
- Mijn en dijn
- Dood of levend.
Apostrof
Het toespreken van personages binnen het verhaal of het toespreken van niet aanwezige personen. Vaak is het geen persoon, maar een ding, een abstractie of een personificatie dat aangesproken wordt.
- Dan zou jij, Troje, nog bestaan.
- Jan, waarom heb je ons verlaten? (Bij een begrafenis)
Assonantie
Rijm van woorden in een zin of vers die in hun beklemtoonde klinkers overeenstemmen.
Climax
Een opeenvolging van telkens sterkere uitdrukkingen.
- Hij is goed… uitstekend… hij is de beste.
Eufemisme
Een verzachtende uitdrukking voor iets vreselijks.
Hyppalage
Een bijvoeglijk naamwoord verwijst naar iets of iemand anders dan het zelfstandig naamwoord waar het bij staat.
- Warme bakker (de bakker is niet warm, maar zijn brood)
- Luie stoel (de stoel is niet lui, maar de persoon die erin zit)
Hyperbool
Overdrijving om iets sterk uit te drukken.
- Een vloed van tranen
- Ik lachte me dood
Innuendo
Subtiele of indirecte observatie over een persoon of ding; een insinuatie. Voorbeeld, waarbij iemand subtiel wordt bedreigd.
- Mooie auto heb je. Zou jammer zijn als daar iets mee gebeurde.
Ironie
Je zegt het ene maar bedoelt precies het omgekeerde.
- Dat was me een leuk feest! (als je je op een feest verveeld hebt.)
Litotes
Hierbij wordt iets schijnbaar verkleind om het te benadrukken, met name door ontkennen van het tegengestelde.
- Hij is niet dom (hij is slim)
- Hij woont daar lang niet slecht (hij woont daar uitstekend)
Malapropisme
Verhaspeling van een uitdrukking.
- Ik ben allegorisch voor huisstof (verhaspeling van allegorisch en allergisch)
- Zij liep op hete eieren (verhaspeling van ‘zij zat op hete kolen’ en ‘zij liep op eieren’)
Metafoor
Een figuurlijke uitdrukking die berust op een gelijkenis of overeenkomst.
- Het schip van de woestijn (= kameel)
- Dat huis is een zwijnenstal (= het huis is vies)
Metonymie
Een vergelijking waarbij er geen overeenkomst is tussen object en beeld, maar een logische betrekking.
- Ik lust nog wel een glaasje.
- Even de neuzen tellen.
Onomatopee
Een klanknabootsing. Hierbij wordt in een of meerdere woorden een geluid nagedaan.
- Kijk! Een woef! (Een klein kind dat een hond ziet.)
Oxymoron
Twee woorden die elkaar in hun letterlijke betekenis tegenspreken worden gecombineerd tot één begrip.
- Oudere jongere
- Oorverdovende stilte
Paradox
Een uitspraak met een innerlijke tegenspraak.
Niemand gaat nog naar dat restaurant, omdat het er veel te druk is.
- Ik zeg het nog eens: je mag jezelf nooit herhalen.
Personificatie
Een voorstelling van iets levenloos als een persoon.
- Het papier is geduldig
- Het gevaar loerde op elke straathoek
Spoonerisme
Verwisselen van de eerste letters van opeenvolgende woorden. Deze stijlfiguur is vernoemd naar de Engelse dominee en wetenschapper William Archibald Spooner, die dat vaak deed als hij in het openbaar sprak.
- kontje bloter – klontje boter
- lessenflikker – flessenlikker
- bouw je hek – hou je bek
Understatement
Een verzwakte mededeling.
- Dat heb je aardig gespeeld. (als iemand prachtig piano heeft gespeeld.)
Recente reacties